Na Oostenrijk volgen Denemarken en Luxemburg met 78% en 72% op de tweede en respectievelijk derde plaats. Malta komt op de laatste plaats met slechts 10%.
Globaal gezien produceert Europa voor het eerst een grotere hoeveelheid elektriciteit afkomstig van hernieuwbare energiebronnen als van fossiele brandstofen uit traditionele elektriciteitscentrales die op kolen en gas draaien.
Terwijl waterkracht, zonne-energie en de verwerking van biomassa in 2020 goed waren voor gemiddeld 38% van de elektriciteitsproductie in Europa, namen fossiele brandstoffen 37% voor hun rekening.
Doordat hernieuwbare energiebronnen de laatste jaren een steeds belangrijkere rol zijn gaan spelen, is ook de prijs van elektriciteit afkomstig van deze duurzame energiebronnen gedaald. De situatie is het laatste decennia sterk veranderd. Deze ontwikkeling is vooral te danken aan belangrijke, steile leercurves en schaalvoordelen. Concreet betekent dit dat de kosten dalen met elke toename van de geïnstalleerde capaciteit. Het illustreert het belang van een snelle en consequente aanpak op het vlak van investeringen en uitbreiding van hernieuwbare energieën. De toename van de totale capaciteit toont bovendien een belangrijk neveneffect; het maakt hernieuwbare energiebronnen economisch aantrekkelijker.
Besluit
Een sterke stijging van de elektriciteitsproductie uit hernieuwbare bronnen is een noodzakelijk voorwaarde om de hoge klimaatdoelstellingen van de EU te halen. Tegelijkertijd moeten de nodige elektriciteitsleidingen en opslagfaciliteiten worden aangelegd. Daarvoor moeten zo snel mogelijk de nodige investeringen worden gedaan en de goedkeuringsprocedures moeten worden versneld.